BL-Global Flexible: situatie per eind april
De grootste uitdaging van gemengde fondsen is nog altijd de lage rente, die geldmarktinstrumenten en obligaties weinig aantrekkelijk maakt, waardoor beleggers automatisch naar aandelen grijpen. De beurzen vertonen sinds 2009 weliswaar een sterke opwaartse trend, maar de stijging wordt al twee jaar niet of nauwelijks meer aangedreven door winstgroei bij ondernemingen, waardoor zij een steeds speculatiever karakter krijgt.
Assetallocatie
In dit klimaat, waarbij aandelen de standaardbelegging zijn geworden, terwijl de stijging van de beurzen alsmaar meer gevoed wordt door speculatie, heeft BL-Global Flexible ervoor gekozen een aanzienlijk percentage van zijn vermogen te beleggen in kwaliteitsaandelen, met een gedeeltelijke afdekking van het aandelenrisico door een verkoop van futures op beursindexen en een aankoop van langlopende staatsobligaties van goede kwaliteit.
Aandelenportefeuille
De aandelenportefeuille wordt samengesteld volgens een bottom-upaanpak, wat betekent dat bedrijven worden geselecteerd op basis van hun specifieke troeven en hun waardering en niet op grond van macro-economische en sectorale factoren. De meeste ondernemingen die zich momenteel in de portefeuille bevinden, zijn actief in zes sectoren met gunstige vooruitzichten.
Gezondheidszorg: 18%
De goede prestaties van de farmaceutische industrie in de afgelopen twee jaar moeten worden gerelativeerd. In de periode van 2000 tot 2010 onderging de sector namelijk een forse 'de-rating' (daling van de waarderingsveelvouden van de bedrijven in de sector) door het vervallen van octrooien op belangrijke producten, een lage productiviteit van de R&D-activiteiten (weinig nieuwe geneesmiddelen) en onzekerheid omdat de ontwikkelde landen hun uitgaven in de gezondheidszorg wilden terugdringen. De invloed van die factoren is intussen flink afgezwakt. De 're-rating' (stijging van de waarderingsveelvouden) zal naar verwachting dan ook aanhouden, vooral omdat de portefeuilles van farmabedrijven tegenwoordig sterker gericht zijn op onbeantwoorde medische behoeften en omdat de gezondheidsuitgaven in de opkomende landen blijven toenemen.
Bovendien is de kapitaalallocatie van geneesmiddelenfabrikanten de laatste tijd verbeterd en keren zij vaak een aantrekkelijk dividend uit.
Koers-winstverhouding farmaceutische industrie
Bron: Bloomberg
Niet-cyclische consumptie: 17,5%
Beleggingen in deze sector staan onder druk door vrees voor een rentestijging en voor een groeivertraging in de opkomende landen.
De grootste troef van de grote ondernemingen in dit marktsegment is de goede voorspelbaarheid van hun resultaten op lange termijn, die zij danken aan de relatieve stabiliteit van hun activiteiten en het feit dat hun resultaten minder sterk afhangen van de ontwikkeling van de wereldeconomie. Hun brede distributienetten en de bekendheid van hun merken geven hen een aanzienlijk concurrentievoordeel en versterken hun vermogen om de prijzen te verhogen wanneer hun kosten stijgen.
Deze ondernemingen vormen ook een van de beste opties om te beleggen in het thema globalisering en in het bijzonder in de opkomst van een middenklasse in de groeilanden. Net zoals farmaceutische bedrijven betalen zij voorts vaak een aantrekkelijk dividend.
De sector niet-cyclische consumptie presteert benedengemiddeld
Bron: Bloomberg
Luxegoederen: 6%
De sector luxegoederen heeft net als de sector niet-cyclische consumptie last van een groeivertraging in de opkomende landen. Daardoor noteren sommige spelers in de sector tegen vrij aantrekkelijke koersen.
De luxegoederenmarkt, die klein blijft in vergelijking met andere markten, heeft bijzonder goede vooruitzichten wat de verhouding tussen vraag en aanbod betreft. Aan de aanbodzijde is het stijgingspotentieel beperkt door de aard van luxegoederen (een luxemerk raakt niet op korte tijd ingeburgerd). Tegelijkertijd wordt de vraag ondersteund door een stijging van het beschikbare inkomen in de opkomende landen en een toename van de sociale ongelijkheid in de ontwikkelde landen. Voorts heeft de komst van het internet de krachtsverhoudingen tussen productie en distributie doen kantelen in het voordeel van de producenten, die steeds minder afhankelijk zijn van de grote distributieketens.
Luxemerken zijn doorgaans ook erg sterk, wat de fabrikanten een aanzienlijk concurrentievoordeel biedt en hen in staat stelt hun prijzen indien nodig op te trekken. Ten slotte is de trend om de goederen weer zelf in productie te nemen bevorderlijk voor de winstmarges van de ondernemingen in de sector.
Technologie: 15%
De grote technologiebedrijven hebben een robuuste financiële structuur en een zeer lage schuld. Zij zijn aantrekkelijk gewaardeerd, vooral gezien de enorme hoeveelheid liquiditeiten die zij op hun balans hebben. Naarmate deze ondernemingen het volwassen stadium bereiken en hun groeipotentieel daalt, verandert hun kapitaalallocatie en laten zij steeds meer kapitaal terugvloeien naar hun aandeelhouders in de vorm van hogere dividenden en de inkoop van eigen aandelen.
Voorts winnen software en diensten in de sector aan belang, wat ten koste gaat van hardware. Deze verschuiving zorgt voor terugkerende inkomsten, verhoogt de rentabiliteit van de ondernemingen en maakt hen minder gevoelig voor technologische veranderingen.
Aziatische concerns: 6%
Hoewel we grote concerns in Europa en de Verenigde Staten mijden, hebben zij in Azië enkele onmiskenbare voordelen. De activa van Aziatische concerns, die gedurende tientallen jaren zijn gegroeid en beheerd worden door bijzonder bekwame professionals, behoren vaak tot de beste van het continent. Deze ondernemingen hebben doorgaans uitstekende politieke en economische connecties, waardoor zij precies weten wat er zich op hun respectieve markten afspeelt.
Door hun activa zijn deze groepen voorts uitstekend geschikt voor beleggers die willen inzetten op het ontstaan van een middenklasse in de opkomende landen. Op het gebied van bestuur presteren zij flink beter dan een doorsneebedrijf in Azië. Ten slotte hebben zij ook zeer gezonde balansen.
Goudmijnen: 7%
De verhouding tussen vraag en aanbod blijft gunstig voor goud. Aan de aanbodzijde loopt de toekomstige productie steeds meer gevaar door geologische beperkingen en de lage winstmarges van de goudmijnbouwers. De vraag zal normaal gezien echter ondersteund blijven door de vraag vanuit de opkomende landen, in het bijzonder China en India, alsook door de kwetsbaarheid van de economie en het financiële stelsel, de geopolitieke situatie en het monetaire beleid, dat het vertrouwen in papiergeld geleidelijk ondermijnt.
De factoren die de productiekosten van goudmijnexploitanten fors hebben doen oplopen, met name een stijging van de loon- en energiekosten, zwakken af. Bovendien hebben vrijwel alle goudmijnexploitanten zich tot prioriteit gesteld om een groter kasoverschot (beschikbaar voor de aandeelhouders) te genereren, en hun exploratiebudgetten en investeringen teruggeschroefd. Bij de selectie van bedrijven wordt onder meer gekeken naar de financiële structuur, de productiekosten en het geopolitieke risico.
Deze sectoren vertegenwoordigen samen momenteel ongeveer 70% (van de 85% aandelenbeleggingen) van de portefeuille. Het fonds heeft daarnaast enkele aanvullende posities in een aantal dividendaandelen. Zoals we eerder al aangaven, vormen dividenden in het algemeen een belangrijk thema voor het fonds, aangezien ondernemingen in de vermelde sectoren, met uitzondering van goudmijnexploitanten, vaak aantrekkelijke dividenden uitkeren. Het fonds heeft ook posities in onder meer Oesterreichische Post, Royal Dutch en RTL Group, hoofdzakelijk wegens hun aantrekkelijke dividend.
Allocatie per munt
De aandelenportefeuille bevat hoofdzakelijk internationale ondernemingen die een groot deel van hun omzet buiten hun thuisland realiseren. Zij bieden dan ook een soort natuurlijke bescherming tegen een daling van de munt waarin hun effecten zijn uitgedrukt. Zo verhoogt een daling van de dollar de winst van Amerikaanse bedrijven (uitgedrukt in USD) en is een daling van de yen gunstig voor de winst van Japanse ondernemingen (uitgedrukt in JPY). In principe dekken we het wisselkoersrisico van dergelijke posities dan ook niet af.
Het wisselkoersrisico van beleggingen in obligaties die niet in euro luiden wordt echter wel (geheel of gedeeltelijk) afgedekt, tenzij een dergelijke bescherming te duur is.